Tags:
De reis van Abraham
Dit verhaal gaat over Abraham en zijn vrouw Sara. Abraham woont niet in een groot huis of kasteel, maar in een grote, mooie tent. Ook zijn familie, zijn broers, zussen, neven en nichten wonen in tenten bij Abraham. Hij is eigenlijk het hoofd van de familie. Hij heeft ook veel knechten, die het werk voor hem doen. Bovendien heeft hij een heleboel kamelen, schapen, koeien en geiten.
Weet je dat het helemaal niet gek is dat een rijke man als Abraham een tent als huis heeft? De mensen in dat land woonden toen allemaal in tenten. Met hun kuddes trokken ze steeds naar plaatsen waar water, gras en bladeren te vinden waren. Als alles op was, trokken ze gewoon weer verder naar een nieuwe plaats.
Op een avond zit Abraham voor zijn tent. Hij kan nog niet slapen en kijkt naar de maan en de sterren. Opeens hoort Abraham een stem. Het de stem van God. 'Abraham', zegt de stem, 'Ik wil dat je op reis gaat. Ik zal je een ander land geven om in te wonen en je zult de vader worden van een groot volk’. Nu kan Abraham tegen God zeggen: 'Waar is dat land?', of: 'Hoe ver is dat land hier vandaan?' Zelfs zou hij kunnen zeggen: 'Nou, nee, dank U. Ik vind het hier fijn genoeg om te wonen.' Maar dat doet Abraham niet. Hij zegt niets en vraagt niets.
De volgende morgen vertelt Abraham aan Sara wat God hem gevraagd heeft. Sara is verrast. Ze wil helemaal niet weg en zeker niet naar een onbekend ver land. Maar Abraham zegt: 'Ik doe wat God van mij wil.'
En zo breekt hij zijn tent op en gaat met Sara, een deel van de familie en de knechten op weg naar het land dat God hem zal wijzen. De kamelen, de schapen en alle dieren gaan mee. Natuurlijk moet ook alle huisraad mee: potten en pannen, dekens en waterzakken met water voor onderweg; het speelgoed voor de kinderen. Het is een complete verhuizing. Dat is wel heel erg spannend. Het gaat bovendien een lange reis worden. Waarom doet Abraham dat? Omdat hij op God vertrouwt. Zo eenvoudig ligt dat.
Het wordt een gevaarlijke reis door de woestijn. Een lange stoffige reis. Gelukkig komen ze soms plaatsen tegen waar ze hun waterzakken kunnen vullen en waar de dieren kunnen drinken en wat grazen. 's Nachts moeten ze hun kudde goed bewaken, omdat er altijd wel roofdieren op de loer kunnen liggen.
Eindelijk komen ze in het beloofde land. Het heet Kanaän. Er is groen, sappig gras en er groeien heerlijke vruchten aan de bomen. Abraham is dan ook heel blij.
's Avonds zit Abraham weer voor zijn tent. Hij kijkt omhoog naar de hemel. Zou het gebeuren waarop hij wacht? En ja hoor, daar hoort hij weer de stem van God, die zegt: 'Abraham', dit is het land dat ik aan jou en je kinderen geef.' Dan weet Abraham zeker dat hij hier blijven mag.
Abraham bouwt een altaar en maakt een vreugdevuur om God te bedanken. Iedereen die later ooit bij dit altaar komt, zegt: 'Hier heeft God tot Abraham gesproken.'
Abraham heeft zijn geboortegrond verlaten en is op weg gegaan naar een vreemd land met enkel het vertrouwen dat God voor hem zou zorgen.
In de komende vakantietijd ga jij misschien met je ouders ook wel op reis. Wij doen dat nu wel heel anders dan in de in de tijd van Abraham. In de kerk vind je hierover een kleurplaat die je gratis mee mag nemen. Bekijk de plaatjes maar eens goed en bedenk dan wat het verschil is tussen op reis gaan van vroeger en nu.
Een leuk spelletje voor onderweg is: “Ik ga op reis en neem mee…..”. Je noemt hierbij om de beurt dingen die je mee neemt op vakantie. Als je aan de beurt bent, noem je eerst alles wat al vóór je is gezegd en dan voeg je er nog één ding aan toe. Wie kan de langste rij vakantiespullen onthouden???