Tags:
Nog niet zo lang geleden, zaten er zes engeltjes in de kelder van de hemel, op hun instrumentjes te spelen. Het allerkleinste engeltje speelde op een koperen trompetje. Dat trompetje klonk heel mooi, het jubelde als een leeuwerik. Terwijl de engeltjes aan het spelen waren kwam de oude tuinman-engel voorbij. Hij bleef staan luisteren tot het lied klaar was. Toen klapte hij hard in zijn handen en riep "bravo". Dat had hij beter niet kunnen doen. Het kleine engeltje schrok hier zo van dat het zijn trompetje liet vallen. Het trompetje rolde tussen de spijlen van een rooster in de vloer. Onder de vloer waren de wolken. Het trompetje viel en viel door de wolken. Het kwam terecht in het park op de aarde. Hier zag een jongen het trompetje en begon er op te blazen. Het klonk zo mooi, dat de andere kinderen ook hun instrument gingen halen. Ze speelden zo enthousiast dat veel mensen bleven staan en in hun handen klapten.
Maar het kleine engeltje in de hemel was erg verdrietig. Hij fladderde met zijn kleine vlerkjes ontroostbaar door de tuin, totdat hij een gat vond in de hemelheg. Hij kroop erdoor en vloog naar de aarde. Vlak bij de aarde zag hij de bergen, de huizen en treinen. Ineens zag hij vlak naast zich een groot vliegtuig. Daar schrok hij erg van. Het engeltje werd bang. Hoe vind ik nu ooit mijn trompetje terug, dacht het engeltje. Hij fladderde wat rond, van de ene tuin naar de andere. Hij werd moe en kwam in het park terecht. Hier hoorde hij vogels zingen. Maar wat hoorde hij nog meer? Ja, hij hoorde zijn trompetje. Hij vloog er snel naar toe. Achter een boom zag hij het jongetje dat op zijn trompetje blies. "Pssssst, dat is mijn trompetje" zei het engeltje. "Ik wil hem graag terug". Het jongetje keek erg verdrietig en het engeltje kreeg medelijden. "Als je het heel erg graag wilt houden dan mag je het wel hebben" zei het engeltje aarzelend. Het jongetje was erg blij en in ruil gaf hij het engeltje zijn kleine radio. Het engeltje vloog loodrecht omhoog naar de hemel. Het jongetje keek hem na en blies als afscheid op zijn trompet. De kinderen uit het dorp kwamen gelijk aanlopen. Ze wilden weer muziek maken.
In de hemel luisterden alle engelen met bewondering naar de radio. Daar kwam zomaar muziek uit. Nu hoefden ze zelf niets meer te doen. Het kleine engeltje bleef toch zijn trompetje missen en was verdrietig. Hij zat te huilen bij het hemelse kippenhok. De tuinmanengel vroeg of hij een ander trompetje moest halen, er waren er immers nog genoeg in de hemel. Het engeltje wilde alleen nog zijn eigen trompetje, want die klonk het allermooiste.
Op de aarde was het jongetje erg beroemd geworden met het engeltjes trompetje. Hij moest veel reizen en elke avond optreden. In het begin was dat wel leuk, maar hij had hierdoor nooit meer tijd om met zijn vriendjes te spelen. Toen kwam er een oude man bij hem, die vroeg of hij zijn trompetje weg wilde geven, zodat hij weer tijd had om met zijn vriendjes in het park te spelen. Dat wilde het jongetje het allerliefst, hij wilde niet meer beroemd zijn, hij ging terug naar het park. De oude man kreeg het trompetje. Hij knoopte zijn jas open en er kwamen twee vleugels te voorschijn. Hiermee vloog hij snel naar de hemel. Hij ging naar het engeltje dat nog steeds bij het hemelse kippenhok zat te huilen. Hij gaf hem zijn eigen trompetje terug. Het engeltje was helemaal gelukkig. Als hij nu weer op zijn trompetje blaast kun je het , als je goed luistert, soms op de aarde horen.
Bewerking uit het boek: Misschien wel echt gebeurd van Annie M.G. Schmidt. Uitg. Querido