TOEN DE HAAN KRAAIDE
Jezus had voor de laatste keer met zijn vrienden gegeten. Daarna gingen ze naar de hof met de olijfbomen. Jezus was bedroefd. ‘Ik zal vannacht alleen zijn’, zei hij. ‘Dan ken je mij nog niet’, zei Petrus. ‘Ik zal altijd bij je blijven, wat er ook gebeurt’. ‘Nee’, zei Jezus, ‘voordat de haan straks één keer gekraaid heeft, zul je al drie keer gezegd hebben dat je me niet kent’. Toen het donker was kwamen de soldaten. Met de handen vastgebonden op zijn rug, werd Jezus meegenomen,alsof hij een dief was. De mensen in de stad sliepen en zagen het niet.