Jakobus en Johannes denken, dat Jezus als de Messias weer een groot en machtig rijk zal stichten en daarin willen ze een belangrijke plaats in hebben. Daar droomden vele Joden van. Zo’n machtig koninkrijk als in de tijd van koning David. Daarom vragen ze of ze in dat rijk aan zijn rechter en linkerzij mogen zitten.
De reactie van Jezus komt dan ook bij hen niet goed over. Jezus zegt: “Wie daarentegen groot wil worden onder jullie, moet jullie dienaar zijn”. Ik denk dat wij op het eerste moment ook schrikken. ’n Dienaar van je naasten worden, dat is toch wel veel gevraagd.