Preek 3 - 4 november 2012

Tags: 

Allerzielen

Evangelie Matteus 14, 25-31.

Over deze dagen van Allerzielen hangt voor veel mensen een waas, een sfeer van weemoed en droefheid, omdat we denken aan dierbare mensen die we door de dood hebben verloren.
Herinneringen komen weer sterk naar boven. Het doet pijn.
- Er is in ons een glimp van vertrouwen dat ze niet voorgoed zijn heengegaan, maar geborgen zijn in God. Vertrouwen en hoop zijn diep geworteld in mensen. Zoals we in de eerste lezing ook hoorden van Anne Frank, die te midden van de verschrikkingen van oorlog en haat bleef hopen dat alles goed zou komen.

Jos Brink, die 5 jaar geleden is overleden, vertelt in één van zijn boeken een aandoenlijk verhaal. Een meisje, een kind nog, was ernstig ziek. Haar broertje had in de tuin een rups gevonden en die in een jampotje gedaan. Hij had een paar gaatjes in de deksel geprikt en het potje op het nachtkastje bij het bed van zijn zusje gezet.
Het meisje stierf.
Na de begrafenis kwam de jongen op de slaapkamer van zijn zusje. De ramen stonden wijd open en op het nachtkastje stond nog het jampotje. Maar de rups was intussen een vlinder geworden: een prachtige vlinder.
De jongen maakte de deksel los en de vlinder vloog er uit de kamer in, door het open raam naar buiten en omhoog de lucht in.

We hopen op een weerzien met onze lieve doden.
De schrijfster Ida Gerhardt heeft haar verlangen in een paar dichtregels neergeschreven.

Zeven maal om de aarde te gaan,
als het zou moeten op handen en voeten:
zeven maal, om die éne te groeten
die daar lachend te wachten zou staan,
Zeven maal om de aarde te gaan.

Hoe sterk is het verlangen om de geliefde terug te zien.

Het evangelie zegt ons ook vertrouwen te hebben.
Als Petrus bang is en dreigt weg te zinken in de diepte, is er een hand die hem grijpt en hem vasthoudt.
We zijn geneigd om dergelijke evangelieverhalen heel letterlijk te lezen. We willen weten wat er precies gebeurd is. Niemand kan ons dat vertellen.
Onze vraag moet zijn: waarom wordt ons dit verteld? Zou het zijn om ons te laten weten dat je je vertrouwen moet bewaren, ook in de moeilijkste omstandigheden?

Als wij spreken van een goede God, van een God die liefde is
- hoe zou Hij anders zijn? - dan mogen wij er toch op vertrouwen dat Hij bij ons zal zijn en ons zal vasthouden in moeilijke omstandigheden.
Van jongsaf hebben we Hem met een koosnaam genoemd ‘Onze Lieve Heer’.
De eeuwen door hebben mensen gezongen met de oude psalmtekst:
‘Want mijn Herder is de Heer, nooit zal er mij iets ontbreken‘.

Altijd blijft er maar twijfel in ons hart.
We willen het eerst zien. De droom lijkt te mooi om waar te zijn. Onze lieve doden terugzien, naar wie wij zozeer verlangen.
Die ons nabij waren. Die deel van ons leven waren, die ons levensgeluk uitmaakten.

O lieve Heer, geef hen niet alleen de eeuwige rust,
maar laat hen delen in uw eeuwig licht,
verwarm hen met Uw liefde,
maak hen gelukkig
en moge het toch zó zijn dat wij eens bij u
elkaar terugzien,
elkaar kunnen kussen en omhelzen,
elkaar mogen terugvinden bij u,
U, onze hoop voor tijd en eeuwigheid.

J.Ditters