Preek 22 maart 2008

Tags: 

Om opstanding - Overweging Pasen 2008

Elk jaar het zelfde liedje.
Elk jaar opnieuw vertellen we hier hetzelfde verhaal: Hoe God de aarde heeft geschapen, hoe de Ene het volk uit Egypte heeft bevrijd, weg uit verdrukking en slavernij.
Hoe de Ene de oceaan van verdriet heeft doen splijten, het volk droogvoets door een zee van tranen heeft geleid naar een nieuw, onbekend land van vrijheid en geluk.
Elk jaar opnieuw horen we van een graf dat geen graf is, een zware steen weggerold, een dode die niet dood is.
Altijd weer hetzelfde liedje. Hoe lang al? Hoe lang nog?
Kun je daar nog steeds boodschap aan hebben?

Afgelopen zondag hadden we hier ook een volle kerk: een viering in het teken van ons eeuwfeest, ditmaal rond het thema mantelzorg.
Een viering ook met een extra lading: want het was Palmzondag, het begin van de Goede Week.
We vertelden elkaar toen verhalen uit ons eigen leven, heel dichtbij en soms pijnlijk herkenbaar.
Over zorg die rijk maakt en voldoening geeft.
Over aandacht die uitput en je vermoeit.
Over grenzen zoeken en stellen en altijd weer opnieuw elkaar een hand reiken.
Om met elkaar een koninklijke weg te kunnen gaan, een palm van overwinning met ons meevoerend: om mens voor een mens te zijn.

Maar die zelfde handen schieten vaak tekort: we laten dingen liggen, pakken ze niet op: moeilijke situaties gaan we uit de weg.
We mopperen liever over anderen, dan we hem of haar aanspreken.
We schuiven verantwoordelijkheden van ons af, leggen die bij een ander neer en wassen onze handen in onschuld als we daarop worden aangesproken.
Ook bij dat falen hebben we deze week stilgestaan: vastgesteld dat we maar mensen zijn, vol goede bedoelingen, maar met o zo veel - goede, geldige – smoezen om maar niet te doen wat gedaan moet worden. Maar het zijn onze handen, waarmee het rijk van gerechtigheid en vrede binnen handbereik kan komen. Het zijn onze handen die mensen overeind helpen die gevallen zijn. Onze handen kunnen anderen ondersteunen en gaande houden.

Wie ons daartoe inspireert? Jezus van Nazaret.
Gewoon, een mens als wij, met twee voeten, twee handen en hoofdpijn op zijn tijd, ongetwijfeld.
Maar gewoon als hij was, heeft hij één ding goed begrepen: de God waar hij zó vertrouwd mee was dat hij hem Vader noemde, is een mensen-God, een God op ooghoogte.
Een God die onze handen nodig heeft om die stad van vrede te kunnen bouwen.
Dat geloof maakte hem opstandig.
Opstandig tegen alle onrecht om hem heen, opstandig tegen mensen, overheden, die kleine mensen wegdrukten, uitkleedden, kleineerden.
Mijn God, Jullie God, zei hij, is een bevrijder: Die heeft er de hand in gehad dat Mozes ons weg kon leiden uit Egypte, dat land van dood en verdrukking.
En nooit is God meer afwezig in ons bestaan.
In kleine dingen is een handreiking te zien van God, onze Bevrijder.
En om dat te onderstrepen nam hij brood en deelde dat, pakte een beker en liet die rondgaan en zei: dit ben ik, eet en drink.
Zie hierin een vingerwijzing Gods: Ik houd van jullie, ik zal je nooit met lege handen laten staan. Ik-ben-er.
Maar koud had hij die woorden uitgesproken of hem werd het leven uit handen genomen.
Om wat hij leerde werd hij gevangen genomen en vermoord.
En wie hem volgden bleven met lege handen staan. Onthand, verward, bang.
Wat hem restte was een graf waar zij hem voorgoed uit handen gaven.
Tegen de dood heeft geen enkel mens immers iets in te brengen.

Maar onze God is een God die vrij maakt, die alle banden die onderdrukken en afknellen breekt.
Onze God doet opstaan allen die opstandig leven, om mens voor een mens te kunnen zijn.
In een handomdraai verandert God een graf in een weg van leven.
Want de Naam van de Ene Ik-ben-er, Liefde, onuitputtelijk, altijd dichtbij, in een hand op jouw hand, in een hand op je schouder, in een hand die je haren streelt, de tranen van je wang veegt.
Gods hand, een hand-reiking in de geschiedenis van mensen die een heilsgeschiedenis is: een geschiedenis van heel worden: meer en meer mens worden.
En dat begint bij op te staan uit alles wat je neerdrukt.
Al het verdriet, alle leegte, alle pijn, alles wat je zo gekrenkt heeft, zo bezeert, alles waarvoor je je zo schaamt: sta op: neem je leven weer in eigen handen.
Weet Gods hand op jouw schouder. Voel Gods hand in de jouwe, die je optilt, op doet staan uit alles wat dood is en tot ontbinding dreigt te vergaan.
Want Gods naam is Liefde en Liefde overwint alles.
Nog de grootste zee niet zal haar tegenhouden; de zwaarste steen zal haar niet stuiten.
Zij zal de dood keren voorgoed!
De Liefde is sterker dan de dood.
In Godsnaam: sta op, neem elkaar bij de hand en leef. Leef!

Zalig Pasen

Marion Corvers